.
Veel mensen denken dat ze een los elementje zijn in wat je de ‘menselijke conditie’ zou kunnen noemen; hun ikje wil onderscheidend ánders zijn. Beter, slimmer, rijker, dienstbaarder en eventueel spiritueler dan de rest. Word wakker, smelt door de identificatie met dat zogenaamde los bestaande ikje heen en herken in de wereld de unieke uitdrukking van het leven door jou, als jou. Als één van de miljarden unieke belevingen in de veelkleurige maalstroom van het collectieve menszijn.
Afgelopen week zag ik een fragment van een film waarin de Dalai Lama o.a. sprak over het ‘zelf’. Hij vertelde dat elk wezen, hoe klein ook, een besef van bestaan heeft. Als voorbeeld noemde hij dat een mier zodra er gevaar dreigt, probeert weg te kruipen om zichzelf te beschermen. Maar dat onze opvatting over ‘het zelf’ een verkeerde is. Er is geen zelf dat we als kern in ons binnenste kunnen aantreffen. Het bewustzijn dat we eenheid noemen is als een oneindige rimpelloze plas water waarin het krioelt van leven. Het is stil en oneindig en tegelijkertijd voortdurend dynamisch en levend. Het neemt op ontelbare manieren levende vormen aan, die zich ontwikkelen, voortbestaan en weer oplossen. Levende vormen die doordrenkt zijn van en als uitdrukking gelden van dat bewustzijn. Vormen die zich al dan niet bewust worden van hun natuur, het bewustzijn dat zich bewust wordt van zichzelf. Of levende vormen die door datzelfde ene bewustzijn in andere vormen worden herkend. Het is een oceaan van ‘bewustzijn dat ziet’ dat in elke vorm afzonderlijk wordt gevoeld als een lokaal ‘ik-besef’ – hier, nu, vanuit dit punt in de ruimte. Maar datzelfde ‘waarnemend bewustzijn’ bevindt zich overal tegelijkertijd. Het bevindt zich niet alleen in, maar ook buiten elke waarneembare vorm. Het is aldoordringend als de oceaan waarin het krioelt van zeeleven dat zelf doordrenkt is met het water van de oceaan. Gezien vanuit de vorm wordt dit bewustzijn gevoeld als ‘dit ben ik’.
Hierin tonen zich de twee polen die in ons menszijn verenigd zijn: de kosmische pool en de menselijke pool, waarin aan de ene kant ‘simpelweg alles ís en het leven gebeurt zoals het zich voordoet’ en aan de andere kant ‘de impuls die ons vanuit dit bewustzijn als individueel mens doet leven, beleven en handelen als een zelf-bewust zelfstandig wezen’.
Ik-cultuur
Het besef van zijn in het menszijn waaraan de Dalai Lama refereert, heeft zich in het ‘Westerse denken’ sinds het ‘Cogito Ergo Sum’ (ik denk, dus ik besta) van Descartes (1596-1650) in toenemende mate vernauwd tot een zelfstandig denkend ‘mens’ dat een eigen kern heeft: het ik. Met name in de 20ste eeuw is deze opvatting verder gecultiveerd tot een ‘autonoom zelf’, dat zelfstandig en vrij is, in staat om keuzes te maken en dat zich met verantwoordelijkheid kan voegen naar wat nodig is. Langzaam maar zeker is hierdoor een ik-cultuur ontstaan, waarin het individu een steeds centralere positie in nam. Emancipatie en individuele ontplooiing zijn een groot goed in onze menselijke ontwikkeling geworden.
Tegelijkertijd lijden we aan de fragmentatie en versnippering van het in grote mate rationeel ingerichte maatschappelijk leven en het effect van de individualisering die we meer en meer ervaren als een losgeslagen ‘ikke ikke ikke’. We missen de vanzelfsprekende morele samenhang tussen mensen en bevolkingsgroepen zoals die er in het verleden was en die met het verdwijnen van de ‘grote verhalen’ is weggespoeld. Er ontstaat behoefte aan ‘verbinden‘ als werkwoord. De afgelopen jaren was het credo dat we ons ‘moeten verbinden’ en mobiliseren tot een ‘participatiesamenleving’ waarin ‘iedereen meedoet’. De illusie van de ikjes die moeten worden samengesmeed tot een intersubjectief geheel, waarin iedereen verantwoordelijkheid neemt en draagt voor anderen. Dit toont de collectieve waan die is ontstaan als gevolg van onze diepgewortelde opvatting over de mens als ‘autonoom zelf’. Een ‘ikje’ als een zelfsturende knutseldoos met burgerservicenummer dat in staat is om zich in te voegen in een samenleving die we moreel nastreven. De ikjes die in de eerste plaats al helemaal niet bestaan, krijgen nu de opdracht om weer een dynamische eenheid te worden. De wereld op z’n kop!
Laten we dit streven dus maar ontmaskeren als een grote misvatting. Want menszijn is per definitie medemenselijk zijn. Empathie en vriendelijkheid zit ingebakken in de soort. Een diep gevoelde medemenselijkheid doet menselijk handelen. Niet vanuit een politieke missie, maar vanzelf, van binnenuit.
Verstrikt
Het ik-besef zit tot in de haarvaten van ons menszijn en toont zich eveneens in onze hedendaagse spiritualiteit. Het collectieve karakter van spirituele beleving zoals kerkgemeenschappen dat praktiseerden, heeft plaats gemaakt voor het nastreven van onze allerhoogste individuele ambitie: verlichting en spiritueel aanzien. Je bezig houden met meditatie, non-dualisme of martial arts is ondertussen etalagemateriaal voor onze cv’s geworden. Nondualiteit is al bijna geannexeerd als volgende ‘methode’ en hype. De ambitie om je spiritueel te ontwikkelen slaat makkelijk door in een subtiele superioriteit ten opzichte van bijvoorbeeld mensen die helemaal ingezogen zijn in hun liefde voor materie en rijkdom of zij die ten onder gaan aan de overlevingsdruk van alledag. Je identificeren met spiritualiteit betekent dat je ‘goed bezig bent’ is de gedachte. Niet alleen om je ‘communicatief te kunnen verbeteren’, maar ook voor je zelfbeeld in vergelijking tot dat van anderen. Het zelfbewuste zelf neemt dat de gedaante aan van het genoegzame ‘spirituele ego’. Het raakt verstrikt in een hardnekkige bedwelming van het ‘betere’ zelf. De spiritualiteit wordt een identiteit die blijft hangen in het hoofd, in verhevenheid, smaakt naar ‘succes’. Het zakt niet in het lijf om vervolgens uit te barsten in een oneindige stroom van compassie die zich uit in medemenselijkheid. Daar waar de Dalai Lama in alle eenvoud op wijst: ‘kindness’.
Wereldbewustzijn
We mogen ontdekken dat de individuele menselijke ervaring nooit een afgescheiden eenzaam bestaan is. Nooit geweest is ook. Voorbij de ogenschijnlijke oppervlakte van het individuele leven is het menselijk leven één met alle andere uitdrukkingen ervan die tegelijkertijd gebeuren. Het zwarte lijden van de ene mens is nooit los van het licht van het andere mens, hoe ver ze ook van elkaar verwijderd zijn. Ieder is de belichaming van een unieke ervaringsweg die de collectiviteit van de menselijke conditie verrijkt. De ene uitdrukking is niet beter dan de andere. Het besef van letterlijk alles wat je dit moment ervaart in vreugde, lijden of bedwelming, werkt bevrijdend in het besef dat het geleefde leven er altijd, in welke vorm dan ook, toe doét. Het leven wil geleefd worden. Er is geen ‘beter dan’. Elke ervaring is uniek complementair aan ontelbare andere menselijke ervaringen, elke seconde opnieuw.
Samen maken we steeds weer op dit moment het menszijn door, steeds als nieuwe uitdrukking onder unieke omstandigheden. We zijn niet afgescheiden van elkaar, nooit geweest ook! Zoals de golven aan het oppervlakte één zijn met de zee die zich verheft tot golfslag, zo maakt elk mens onderdeel uit van de collectieve menselijke ervaring die vanuit eenheid tot uitdrukking wordt gebracht. Als we op wereldniveau ontwaken tot dat collectieve bewustzijn gaat het niet meer over globalisering uit economische belangen, of het ontwaken van een ‘wereldbewustzijn’ maar over de ontwaking van het ‘menselijk geweten’ (de soefi mysticus Inayat Khan sprak daar begin 20ste eeuw al over).
Compassie
Hoe kunnen we tot realisatie van de eenheid van de ‘menselijke conditie’ komen, die door elk afzonderlijk geleefd mensenleven op unieke wijze wordt verrijkt? De soefi’s spreken van twee soorten ontwaking: de eerste is ‘beyond life’. Daarin is de beperkte identificatie van het ik-je opgelost in het eenheidsbewustzijn (de druppel lost op in de oceaan). De tweede ontwaking is ‘in life’; het eenheidsbewustzijn ontwaakt in de volledige aanvaarding van de beperking van het menszijn (de oceaan in de druppel). Als die eenheid zich bewust wordt van zichzelf in de menselijke vorm, stroomt als vanzelf liefde en compassie naar de broosheid van alle levende wezens. Dan beseffen we dat we allemaal uitdrukking zijn van diezelfde eenheid als menselijke conditie. Dan herkennen we de perfectie in het imperfecte, de schoonheid in dat wat lelijk schijnt. Dan ontdekken we dat dualiteit niet onze gevangenschap is, maar de rijkdom van het menselijk leven, waarin we vrede ontdekken in de grootste strijd en de potentiële harmonie in de grootste disharmonie.
Als de Dalai Lama spreekt over vriendelijkheid, bedoelt hij dat niet als leerbaar kunstje of gedragsnorm die tolerantie moet verzekeren. Het is de natuurlijke stroom van liefde die het menszijn mogelijk maakt. Divine love in action is het feestje dat ‘menszijn’ heet.